Mijn reis naar de Shipibo’s in het Amazonewoud van Peru (6, slot)
Mijn verblijf in de jungle zit er op. Het is tijd om weer terug te gaan naar de bewoonde wereld. We worden hoogstpersoonlijk uitgeleide gedaan door onze gastheren. Ze brengen ons naar de rivieroever. Een deel van de familie gaat met ons mee aan boord van de boot. De Rio Ucayali maakt deel uit van de bovenloop van de Amazone. Op de meeste plekken is de rivier enige honderden meters breed, dan weer wat smaller, maar even vaak veel breder: tot wel een paar kilometer. Ik hoef gelukkig de boot niet te besturen want, hoewel het gek klinkt voor iemand die komt uit een land met rivieren ingebed tussen dijken, ik zou echt verdwálen op deze rivier. En dan te bedenken dat we hier zijn in de droge tijd.
Het eerste deel van de tocht varen we helemaal alleen. Af en toe hoor je iemand enthousiast roepen: “Daar!” Het zijn de rivierdolfijnen die zich laten zien. We zien twee soorten: grijze met een lange spitse snuit en een afgestompte rugvin en je hebt roze dolfijnen. Dolfijnen horen grijs te zijn; wit hoogstens. Die roze zien er raar uit. Ze doen me denken aan het op sterk water gezette onvolgroeide biggetje in het biologielokaal op school vroeger. Het is een soort mislukte Flipper met de aaibaarheidsfactor van Miss Piggy.
Plastic is alom vertegenwoordigd op onze aarde. Ook hier in het regenwoud. Tot mijn stomme verbazing, en om eerlijk te zijn ook wel tot mijn ergernis, gooien de mensen hun plastic afval gewoon in de rivier. Maar wie ben ik om er iets van te zeggen? En zou het helpen? Hoe dichter bij de stad, hoe meer plastic ik aan de oevers zie liggen. (Het zit me niet lekker. Onlangs las ik op de site van NPO Wetenschap dat er per jaar 10 miljoen ton plastic in zee verdwijnt. Dat is een hoeveelheid waar niemand zich iets bij voor kan stellen. Waar eindigt dit?)
Pucallpa zien we al vanuit de verte opdoemen. Langzaam naderen we weer de beschaving. Alhoewel, de ‘beschaving naderen’? Waar ben ik geweest, en was dat dan geen beschaving? Voor ik een antwoord op die vraag krijg voel ik mijn Blackberry trillen in mijn broekzak. Het is definitief. Ik steek de imaginaire grens over van de onbewoonde naar de bewoonde wereld en onmiddellijk stroomt er een hele berg berichten binnen: mail, sms en ping-berichten. Ik ontvang niet alleen berichten, ze worden ook verstuurd. Met een oplader op zonne-energie heb ik mijn Blackberry in leven gehouden. De afgelopen weken heb ik dagelijks een soort dagboek bijgehouden op mijn Blackberry voor mijn geliefde. Zij zat in deze periode in haar Vision Quest. Veel verder dan dit konden we niet van elkaar verwijderd zijn. Zij afgezonderd op een berg in Frankrijk en ik in het oerwoud in Peru; beiden zonder enig ‘bereik’.
De enorme drukte en het lawaai in en om de haven was me op de heenreis totaal niet opgevallen en nu komt het bij mij binnen als een keiharde slag in mijn gezicht. Ik wil maar één ding: snel naar mijn hotelkamer. De ventilator aan en onder mijn laken verdwijnen. Rust. Ik lig daar zeker een uur. Op de achtergrond blijft het lawaai van de stad maar door razen. Ik maak een foto van mezelf in de spiegel. Die stuur ik alvast naar mijn kinderen. Ze hebben mij nog nooit gezien met een ongeschoren hoofd van ruim twee weken. Ik zelf ook niet, trouwens. ‘Wat lijkt je ineens veel op opa’. In fases scheer ik mijn baard af. Eerst bevrijd ik mijn wangen. En steeds verder tot ik alleen nog maar een snor draag. Van iedere fase maak ik een foto en stuur die naar mijn kinderen. Als slechte grap zet ik het mes nog één keer in beide zijkanten. Met een gezond historisch besef appt mijn oudste dochter dat ik zo niet over straat mag. Ik gehoorzaam haar nederig.
Op Schiphol word ik verwelkomd door mijn geliefde en mijn jongste dochter. Wat is het snel gegaan en wat was het indrukwekkend. Woorden schieten tekort. Thuisgekomen in Ermelo begin ik langzaam te beseffen wat ik heb meegemaakt. Vorige week zat ik er nog. Tussen de Shipibo’s. Een dag reizen per boot, ver van de bewoonde wereld, diep in het regenwoud van de Amazone, waar geen internet is, geen elektriciteit, geen water uit de kraan, waar de junglegeluiden overheersen, waar in feite de tijd niet bestaat en er daardoor in overvloed aanwezig is. Tijd die ik gebruikte om me met mijn diepste Zelf te verbinden, met de ondersteuning van de ceremonies die ik heb mogen ontvangen op de meest traditionele manier en dat ook nog bij hun oorsprong in het Amazonewoud. Ik heb me veertien dagen lang opgenomen gevoeld tussen die lieve en wijze plantendokters uit de Shipibo Onanya familie die vele generaties lang sjamanen voortgebracht heeft. Ik voel een grote dankbaarheid. Maestro, iráque, iráque.
Een week later struin ik met Google maps, in de satellite view, de rivier af op zoek naar de nederzetting van de Shipibo’s die me zoveel gebracht hebben. Het moet te zien zijn op een satellietfoto houd ik mezelf voor. Na een avondje speuren heb ik de nederzetting gevonden waar ik geweest ben. De twee meertjes zijn duidelijk herkenbaar en de woongemeenschap ook. Ik herken de ‘straat’ waar de hutjes aan gevestigd zijn en het dorpsplein. Ik zie het gebouwtje waar de kinderen hun school houden.
Ik plaats twee markers op de plek waar ik geweest ben; een bij het dorpje en een bij mijn tambo. Misschien kom ik er ooit nog eens terug…
Lees deel 1: “Wachten.“
Mendo van de Beek zegt
Erg mooi om te lezen.
Heb master Diogenes een keer in Nederland ontmoet, fantastisch mens.
Groet, Mendo van de Beek