Mijn reis naar de Shipibo’s in het Amazonewoud van Peru (1).
Ik zit op mijn matrasje tegen de muur in de maloka, de ceremoniële ruimte van de Shipibo’s. Rechts van me zit Cynthia ook met haar rug tegen de muur en links van me ligt Yassir. Het is stil.
Voor zover je daarvan kunt spreken in de jungle. Er is namelijk altijd geluid; veel geluid. Geluiden die ik niet ken en niet thuis kan brengen. Zijn het insecten? Vogels? Beesten? Ja, dat laatste in ieder geval. In de maloka zijn we stil. We zitten in stilte te wachten op de ceremonie. Af en toe loopt er iemand naar binnen of naar buiten. De vloer kraakt.
De maloka is een rond houten gebouw en is over de volle breedte rondom afgedekt met lichtgroen muskietengaas. Gelukkig wel, anders zou je niet erg toekomen aan de concentratie die nodig is bij de voorbereiding op de ceremonie. Vóór me op de grond ligt mijn kleine hoofdlamp. Ik heb hem speciaal aangeschaft, omdat we een lampje mee moesten nemen dat een rood licht afgaf. Tijdens de ceremonie is het namelijk nogal storend als iemand zijn zaklamp aan zou doen met oogverblindend wit licht. Het rode licht stoort niet zo erg in het donker, en je kunt er net genoeg mee zien. Maar de belangrijkste functie is een andere. Je weet dat als je het lampje aan doet dat er hulp op komst is. Soms moet je wat langer wachten, maar er kómt iemand naar je toe die vraagt hoe het is en wat je nodig hebt. Meestal is mijn vraag of ze me kan begeleiden naar de uitgang. Het lukt me namelijk straks niet meer om er zelfstandig naar toe te lopen. Links naast me, tussen mijn matras en dat van Yassir, liggen mijn benodigdheden voor de ceremonie: een handgemaakte pijp gevuld met mapacho, een gerolde cigaret met dezelfde mapacho, een aansteker, en wellicht het belangrijkste, een po en een nieuwe rol toiletpapier. De po moet straks verplaatst worden. Die moet vóór me staan en niet náást me. Dat zou niet fijn zijn voor Yassir.
Aan de overkant in de maloka liggen vier Shipibo-indianen wat te slapen. De sjamaan, zijn zoon, schoonzoon en de bereider van het allersmerigste drankje dat ik ken. De laatsten zijn allemaal in opleiding tot sjamaan. Het lijkt dat één van de Indianen ligt te snurken. Zeker weten doe ik het niet. Ik kan niets zien en zijn geluid wordt overstemd door de geluiden van buiten.
Wat dóe ik hier? En waar bén ik eigenlijk? Het rationele antwoord op de laatste vraag is: vanuit Lima ongeveer twintig uur reizen met de bus de Andes over naar Pucallpa. In Pucallpa een paar dagen acclimatiseren om te wennen aan de verzengende hitte aldaar. Er is niet veel te doen in Pucallpa. Het is een authentieke stad in de zin dat van toerisme geen sprake is. Vanuit Pucallpa is het, tegen de stroom in, nog een dagreis varen op de Rio Ucayali. Ergens ga je aan wal. Ja ergens, ik zie al uren lang geen verschil in de oevers die begroeid zijn met groene planten, struiken en bomen. Gelukkig is er íemand die weet waar de boot moet aanmeren. Een bord staat er niet. Een aanlegsteiger? Nee, ook niet. De boot boort zich in de zachte klei van de oever en we mogen uitstappen. Tenslotte loop je dan in een klein uurtje naar de nederzetting alwaar we enthousiast welkom geheten worden door jonge Shipibo’s die een traditionele welkomstdans voor ons uitvoeren. Die dans, dat was naast de maloka nu tien meter bij me vandaan.
Ik ben veertien dagen te gast bij een sjamanenfamilie van de Shipibo en weet niet wat me te wachten staat. Het eerste ritueel was op zijn zachtst gezegd niet erg luchtig. Gelukkig wist ik van tevoren niet hoe dat zou zijn, anders was ik wel weggelopen of weggerend. Zomaar ergens een willekeurige richting het oerwoud in. Alles beter dan dit. Toen ik doorhad wat er aan de hand was kon ik niet zo hard meer lopen. Liggend in mijn hangmat in mijn tambo, het houten hutje dat veertien dagen mijn hotelkamer was, lag ik te wachten tot het over was. Om de tien minuten kneep mijn maag zich pijnlijk samen om de inhoud eruit te persen. Die inhoud was drie liter water en een plantenextract van de pish pish. Dat laatste was nog wel weg te krijgen. Die drie liter water viel niet mee. Maar dat was er nu toch wel uit. Ik wist het zeker. De inhoud van mijn emmer ondersteunde dat bewijs. Alhoewel ik me wel afvroeg hoe dat heldere water in mijn maag getransformeerd was tot een donkerbruine vloeistof. Waarom stopte mijn maag niet? Ze hadden dat al voorspeld. Het proces van opschonen gaat gewoon door totdat de zoon van de sjamaan een drankje langs komt brengen om je maag weer te ontspannen. Pffff, waar blijft die jongen toch? Als na vier volle uren ondraaglijke maagkramp hij eindelijk langs komt en ik hoopvol mijn arm naar hem uitreik voor de toverdrank, zegt hij dat het goed is zo en dat hij het drankje gaat halen. Mijn Spaans is niet zo goed, maar ik hoorde hem zeggen dat hij het nog moest ‘halen’!
En nu zit ik hier in de maloka in het donker in het oerwoud ver van de bewoonde wereld wachtend op de volgende ceremonie die elk moment kan beginnen.
Lees deel 2: “De Ceremonie begint.“