Mijn reis naar de Shipibo’s in het Amazonewoud van Peru (3).
Het is onmogelijk om de ceremonies van de Shipibo’s te beschrijven zonder de icaros te benoemen. De icaro is een uniek aspect in de Shipibocultuur.
Het zijn liederen die de Shipibo-indianen gebruiken in hun helende ceremonies waarbij de tekst niet vastligt.
Er was me van tevoren wel verteld dat er door de Shipibo’s gezongen zou worden tijdens de ceremonies, maar ik kon me er niet echt iets bij voorstellen. Zowel de woorden als de melodie lijken uit een andere wereld te komen. De sjamaan is alleen het kanaal, een doorgeefluik van de informatie. Je hoort dat ook. Hij zingt bij het uitademen, en tot mijn verbazing óók bij het inademen. Het klinkt eerst grappig totdat je beseft dat het hard werken is voor de man. Het spuugbakje heeft hij hard nodig.
Een Chinese boer is er niets bij. Ik dacht de ultieme rochel in mijn leven al gezien en gehoord te hebben toen ik met mijn zoon Jelle in China ergens in de binnenlanden achter een boer liep die een fluim naar buiten perste zoals ik nog nooit had meegemaakt. Ik zal de details achterwege laten hoe hij de substantie behendig vlak voor onze voeten op de grond deed belanden. De sjamaan kan er dus ook wat van. Vooral aan het einde van zijn icaro.
Het woord icaro komt uit het Quechua en betekent zoiets als Rook uitblazen om te genezen. Het is niet alleen een lied, een icaro is ook een patroon van kleuren en geometrische lijnen die je overal terugziet: op hun kleren, op kleden en doekjes. De shipibo’s slaan hun zang op in beelden en voor hen werkt dat als een soort notenschrift. De gekleurde blokjes zijn de planten en de kringeltjes tussen de blokjes zijn de energiebanen. Op mijn verzoek pakt de sjamaan een kleed met de icaros en gaat er met zijn wijsvinger zorgvuldig langs en begint te zingen.Eén van de icaros die voor voor mij bestemd was heb ik opgenomen met mijn Blackberry. Het is een kleine moeite om mijn persoonlijke icaro hier te delen, zodat je een indruk krijgt wat dat is. Ik twijfel. Uiteindelijk kies ik er voor om het niet te doen. Alhoewel ik er niets van versta voelt het als heel erg privé en niet oké om te delen. Iets in mij werpt ook de vraag op of het wel integer is naar de sjamaan die het kanaal was van de boodschap van de planten voor mij op dat moment, op die plek. Iedere keer als ik een paar stukjes terug luister staan de tranen mij in de ogen van geraaktheid die stante pede weer wordt opgeroepen door de intensiteit van de icaro.
Met het zingen van de icaro haalt de sjamaan de donkere spirits en donkere stukken energie weg. De icaro vormt de brug tussen de sjamaan en de spirit van de planten en tussen de sjamaan en de deelnemers van de ceremonie. Het vormt zo een onlosmakelijk onderdeel van de ceremonies van de Shipibo’s.
De volgende dag als ik in mijn hangmat in de tambo lig, komt weer de vraag langs: Wat doe ik hier? Ik laat rook in mijn gezicht blazen. De sjamaan spuugt me helemaal onder met pusanga. De medicijndrank is smeriger dan ooit en het spul werkt niet eens. Tenminste, volgens mijn normen dan. Het bijzondere aan deze eerste ceremonie is dat ik de fysieke aanwezigheid ervaar van mijn geliefde die op datzelfde moment net thuiskomt van een Vision Quest. Op zich is het al bijzonder dat we beiden een eigen quest houden, duizenden kilometers verwijderd van elkaar. Later blijkt dat zij, nagenoeg op hetzelfde moment, aan de andere kant van de wereld eenzelfde mystieke ervaring had. Alsof ik fysiek aanwezig was. Wonderlijk en ontroerend mooi.
Ik verwacht deze eerste ceremonie mooie visioenen, maar daar zijn de Shipibo’s helemaal niet mee bezig. De sjamaan laat er eens een ander licht op schijnen. Deze ceremonies zijn reinigings- en helingsrituelen en dát werkt volgens de sjamaan uitstekend bij mij. De eerste drie ceremonies hebben alleen een lichamelijk karakter, niks visioen, en niks vergezicht of spirituele inzichten, alleen fysieke reiniging: mijn maag wordt geleegd én mijn darmen ook. Bij naderende aandrang doe ik mijn rode licht aan en word ik begeleid naar de uitgang van de maloka. Daar staat een kleine stevige indiaan die niets zegt en me alleen in balans houdt op mijn tocht naar het toilet. Nou ja, toilet?
De indiaan wacht geduldig. Als ik weer terugstrompel en me in zijn armen laat vallen voel ik zijn massieve en gestaalde spieren. Ik weet me letterlijk in vertrouwde handen en hervat met veel vertrouwen de reis van mijn ziel. Het voelt gek genoeg heel vertrouwd. Toen ik kind was hadden mijn opa en oma op het platteland in Groningen precies zo’n toilet. Naar buiten. Stukje lopen. Op het ronde gat gaan zitten. Je behoefte doen. Afronden met WC-papier. En dan die stilte. Geen geluid van wegspoelend water. Dat fascineerde me mateloos als kind. Waar blijft het? Volgens mijn vader droeg mijn opa wekelijks de emmer naar de mestvaalt achter de boerderij. Hier zie ik nergens zo’n mestvaalt. Dat is ook niet nodig met deze vochtigheid en temperaturen. Ik had dat mijn opa graag gegund.
Lees deel 4:”Een kostbaar inzicht.“